This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.
Literatur
Mrs. J. Robinson, Essays in the theory of economic growth, Londen, 1962, p. 130.
Dit onbehagen klonk ook door tijdens de vergadering van de Vereniging voor de Staathuishoudkunde over de economische groei op 12 januari 1963. Vgl. A. Heertje, Economische groei in West-Europa, Economisch-Statistische Berichten, 23 januari 1963.
A. Smithies, The lagging U.S. growth-rate; discussion, The American Economic Review, mei 1962, p. 92.
M. Abramovitz, Economic growth in the United States, a review article, The American Economic Review, september 1962, p. 781.
M. Abramovitz, Economics of growth, in: A survey of contemporary economics, vol. II, Homewood/Ill., 1952.
K. Rose, Der Erkenntniswert der Wachstumsmodelle, Jahrbücher für Nationalökonomie und Statistik, Dl. 168, 1956, pp. 330–331. Voor een kritiek hierop, zie H. Albert, Wachstumsmodelle und Realität, Bemerkuugen zu Roses Kritik der Wachstumstheorie en K. Rose, Replik, Jahrbücher für Nationalökonomie und Statistik, Dl. 169, 1958.
J. R. Sargent, Are American economists better?, Oxford Economic Papers, maart 1963, p. 5.
Een wiskundige presentatie van het twee-sectoren model is te vinden bijJ. E. Meade, A neo-classical theory of economic growth, 2e druk, Londen 1962, appendix II, zie verder H. Uzawa, On a two-sector model of economic growth, The Review of Economic Studies, oktober 1961, alsmede Solow's commentaar in hetzelfde nummer, en M. Kurz, A two-sector extension of Swan's model of economic growth: The case of no technical change, International Economic Review, januari 1963.
E. F. Denison, The sources of economic growth in the United States and the alternatives before us, New York: Committee for Economic Development, 1962. Zie ook de kritiek van M. Abramovitz in zijn onder noot 4 genoemde recensie.
De vorderingen met betrekking tot de bovengenoemde studiegebieden zijn nog niet groots. Vgl. P. de Wolff, De economische groei in de westerse wereld, Preadvies van de Vereniging voor de Staathuishoudkunde, 's-Gravenhage, 1962, en W. Brand, Lets over economische groei, Economisch-Statistische Berichten, 10 april 1963.
R. F. Harrod, An essay in dynamic theory, The Economic Journal, maart 1939, en R. F. Harrod, Towards a dynamic economics, Londen, 1949.
E. D. Domar, Essays in the theory of economic growth, New York, 1957.
Zie ook F. de Roos en D. B. J. Schouten, Groeitheorie, Haarlem, 1960, hoofdstukIV
J. Tobin, A dynamic aggregative model, The Journal of Political Economy, april 1955.
R. Eisner, On growth models and the neo-classical resurgence, The Economic Journal, december 1958.
Zie J. Tobin, art. cit., pp. 104–105.
R. M. Solow, A contribution to the theory of economic growth, The Quarterly Journal of Economics, februari 1956.
T. W. Swan, Economic growth and capital accumulation, The Economic Record, november 1956. Zie ook I. M. D. Little, Classical growth, Oxford Economic Papers, juni 1957.
R. Eisner, art. cit.
H. A. J. Green, Growth models, capital and stability, The Economic Journal, maart 1960.
J. D. Pitchford, Growth and the elasticity of factor substitution, The Economic Record, december 1960.
Zie K. J. Arrow, H. B. Chenery, B. Minhas en R. M. Solow, Capital-labor substitution and economic efficiency, The Review of Economics and Statistics, augustus 1961.
Dit percentage wordt overigens met name door de Verenigde Staten van Amerika niet gehaald.
Zie ook H. J. Kruisinga, Selectie en prioriteitsbepaling van investeringsprojecten, De Ingenieur, 25 mei 1962 en 1 juni 1962.
W. Fellner, Trends and cycles in economic activity, New York, 1956, en W. Fellner, Automatic market clearance and innovations in the theory of employment and growth, Oxford Economic Papers, juni 1958.
W. Fellner, op. cit., p. 220.
J. R. Hicks, The theory of wages, Londen, 1932.
W. Fellner, op. cit., p. 221.
Vgl. formule (21).
De definities van R. F. Harrod en Mrs. J. Robinson stemmen in dit opzicht met die van J. R. Hicks overeen.
H. A. J. Green, art. cit., p. 69.
Vgl. M. Blaug, A survey of the theory of process-innovations, Economica, februari 1963.
Vgl. TH. C. M. J. van de Klundert, Groei en inkomensverdeling, Leiden 1962.
Formule (47) is een extensie van (22). De verwerking van het „afschrijvingsperunage” δ is noodzakelijk voor de consistentie met formule (46). Zie ook noot 23.
Zie paragraaf 3.1.
Zie L. M. Koyck † en Mevr. M. J. 't Hooft-Welvaars, op. cit., pp.24–33, en E. S. Phelps, The new view of investment: a neoclassical analysis, art. cit., p. 561.
Het fraaie patroon van een evenwichtige groei is moeilijk te handhaven in een model met meer, sectoren en verschil in inkomenselasticiteiten. Zie bijv. Th. C. M. J. van de Klundert op. cit., hoofdstuk VI. Interessante aspecten, die bij een desaggregatie aan het licht komen, worden vermeld door H. J. Bruton, Contemporary theorizing on economic growth, in: Theories of economic growth (door B. F. Hoselitz et. al.), Glencoe/Ill., 1960.
B. F. Massell, art. cit.
Zie appendix 2.
Zie Appendix 3.
R. M. Solow, Investment and technical progress, art. cit.
Het corresponderende cijfer voor het traditionele model bedraagt —1, 96.
Vermeld in: K. J. Arrow, art. cit., p. 156.
Vgi R. M. Solow, Technical progress, capital formation, and economic growth, The American Economic Review, mei 1962.
B. F. Massell, art. cit., pp. 241–244.
Additional information
De schrijver is Prof. Dr. D. B. J. Schouten en de heer P. J. L. M. Peters erkentelijk voor hun stimulerende kritiek tijdens discussies over de groeitheorie.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Van De Klundert, T.C.M.J. Bouwen Aan Een Groeitheorie. De Economist 111, 742–783 (1963). https://doi.org/10.1007/BF02193711
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02193711