Literatur
Voor een bewijs van deze stelling zie R. G. D. Allen,Macro-Economic Theory, Londen, 1967, pp. 248–251.
Het aanbod van arbeid is dus onafhankelijk van de reële loonvoet of een conventioneel bestaansminimum. Uiteraard kunnen we deze factoren in (3.2.6) opnemen. Voor ons doel is dat echter niet zinvol.
Zoals we reeds hebben gezien heeftE een groeivoet van\(n + \frac{a}{{1 - \alpha }}\).\(\frac{{\frac{{4 d\left( {\frac{M}{P}} \right)}}{{dt}}}}{{\frac{M}{P}}}\) kan worden geschreven alsm−p, d.w.z. de groeivoet van de nominale geldvoorraad verminderd met de relatieve prijsverandering.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
De Haan, H., Kuipers, S.K. Een onderzoek naar de invloed van monetaire factoren op het reële groeiproces in enkele traditionele theorieën van economische groei (II). De Economist 117, 381–401 (1969). https://doi.org/10.1007/BF02367223
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02367223